Nu de corona-epidemie over onze wereld gaat beleven we bijzondere tijden. In de veertigdagentijd voor Pasen waarin we Christus lijden gedenken geen kerkdiensten meer. Woorden als zelfquarantaine, sociale onthouding en vitale beroepen – woorden die we eerder nauwelijks kenden – zijn nu gemeengoed geworden. Hoewel we zien dat allerlei vormen van solidariteit opbloeien en mensen meer naar elkaar omkijken, is de impact van de maatregelen groot. De scholen zijn gesloten, zoveel mogelijk thuis werken, ziekenhuizen opgeschaald naar de hoogste staat van paraatheid. We zijn meer aan huis gebonden.
Al met al heeft dit grote gevolgen voor ons leven. Iemand zei tegen me: ‘Ik moet mijn hele leven resetten. Ik moet weer bedenken wat belangrijk voor me is’. Ik herken dat en terwijl ik deze psalm lees vermoed ik dat iets dergelijks ook voor David aan de orde was. Want waarschijnlijk dichtte hij dit lied terwijl hij moest vluchten vanwege de opstand van zijn zoon Absalom. David was, ver van huis en haard, helemaal teruggeworpen op zichzelf, een eenzame vluchteling.
En dan bidt hij: God hoor toch hoe ik om hulp roep. Zeker David, de man die de reus Goliath versloeg, was in de ogen van velen een geweldenaar die veel kon. Maar hij vergelijkt zichzelf nu niet met een leeuw, de koning der dieren. Nee hij heeft ontdekt hoe kwetsbaar hij is en zegt: ik lijk op een klein vogeltje dat wil schuilen onder de vleugels van zijn moeder.
Ik vind dit een prachtig beeld dat me herinnert aan de kuikentjes vroeger thuis. Die stapten parmantig rond op het ons erf en in de tuin. Ja ze leken heel wat, maar zo gauw er enig gevaar dreigde (de poes bijvoorbeeld) renden ze naar de moederkip om te schuilen onder haar vleugels.
David doet ook iets dergelijks. Hij bidt en zegt: Heer U kunt helpen, U bent een toevlucht, daarom kom ik naar U toe, laat mij schuilen bij U. Door zo zich biddend te richten tot God vindt hij rust. Een houvast voor zijn leven. Zo mogen wij in de turbulentie van deze dagen bidden en schuilen bij God. God onze Vader die in Christus naar ons toegekomen is en zijn vleugels over ons spreidt. Schuilen bij Hem, onder de vleugels, dus dicht bij het hart van God.
Tenslotte vers 1 en 3 van de berijmde psalm:
O, Here, verhoor mijn smeken. Haast bezweken
roep ik, ver van U vandaan.
Sla toch acht op mijn gebeden, leid mijn schreden,
dat ik tot U op kan gaan.
Laat mij als een kleine vogel, schuilen mogen
waar G’uw vleugels om mij slaat.
Want Gij weet wien ik mij wijdde, dat ik zeide:
Heer, Gij zijt mijn toeverlaat.
Ds. Willem de Graaff